Volgens het Bundesfinanzhof (BFH, VI R 20/20) is de vergoeding die een werkgever aan zijn werknemers betaalt voor reclame door de werkgever op de kentekenplaathouder van de privé-auto van de werknemer een beloning voor arbeid als de gesloten “huurovereenkomst voor reclame” geen zelfstandige economische inhoud heeft.
Niet elke betaling van een werkgever aan zijn werknemers vormt loon. Een werkgever kan veeleer naast de arbeidsovereenkomst nog andere, zelfstandige overeenkomsten met zijn werknemer sluiten. Als een afzonderlijk gesloten contract echter geen zelfstandige economische inhoud heeft, kan het een verdere betaling van loon zijn.
Een werkgever had met een aantal van zijn werknemers “reclamehuurovereenkomsten” gesloten. Volgens deze overeenkomsten verplichtten de werknemers zich om kentekenplaathouders met reclame van de werkgever op hun privé-auto’s te bevestigen. In ruil daarvoor ontvingen zij 255 euro per jaar. De werkgever behandelde de “reclamevergoeding” als andere inkomsten volgens de wet op de inkomstenbelasting (§ 22 nr. 3 EStG) en hield daarom geen loonbelasting in. Dit was ook voordelig voor de werknemers, omdat dergelijke inkomsten onder een bedrag van 256 euro per jaar belastingvrij zijn. De belastingdienst ging echter uit van een loonbetaling en stelde de werkgever aansprakelijk voor niet ingehouden en afgedragen loonbelasting – en terecht, zoals de FG Münster en de BFH oordeelden. De betalingen maken deel uit van de inkomsten uit arbeid omdat ze worden veroorzaakt door de arbeidsrelatie en niet gebaseerd zijn op een speciale rechtsverhouding “huurcontract voor advertentieruimte”, omdat dit geen eigen economische inhoud heeft.
In het bijzonder achtte het BFH de volgende beoordelingen van de lagere rechter niet alleen mogelijk, maar ook voor de hand liggend: de afzonderlijk gesloten “huurovereenkomst voor advertentieruimte” had, rekening houdend met de op de markt beschikbare aanbiedingen, reeds door haar structuur geen eigen economische inhoud. Het bereiken van een reclame-effect was immers niet verzekerd en de beoordeling van de vergoeding was duidelijk gericht op de in de wet op de inkomstenbelasting geregelde vrijstellingsgrens. Het reclame-effect was niet het doorslaggevende criterium geweest voor de beoordeling van de vergoeding – zoals gebruikelijk is bij commerciële transacties. De rechtbank hield er rekening mee dat de contracten uitsluitend met werknemers waren gesloten en dat de looptijd van de contracten gekoppeld was aan het bestaan van de arbeidsrelatie. (Bron: Persbericht van de rechtbank)
- Mededingingsrecht en Terugnameplicht voor Oude Elektronische Apparaten in Duitsland - oktober 19, 2024
- Contract voor de latere installatie van een geleverde batterijopslagsysteem doorgaans wordt geclassificeerd als een koopovereenkomst met installatieverplichting - oktober 19, 2024
- Waarschuwingsbrieven mogelijk in Duitsland: schending gegevensbescherming kan worden vervolgd door concurrenten - oktober 13, 2024